Erelidmaatschap Hans Daalder – referaat dr. Sarah de Lange

Op 5 november 2010 benoemde de Nederlandse Kring voor de Wetenschap der Politicologie prof. em. Hans Daalder tot eerste erelid. Op het symposium ter ere van deze gebeurtenis poneerde Daalder een aantal stellingen met betrekking tot de ontwikkeling van de Nederlandse politicologie sinds 1950 (zie https://politicologie.nl/?p=112 en https://politicologie.nl/?p=107 ). Dr. Sarah de Lange reageerde:

Het bestuur van de Nederlandse Kring voor Wetenschap der Politiek heeft mij gevraagd kort te reageren op de stellingen van haar eerste erelid, professor Daalder. Mijn eerste reactie is een zeer bondige, ik ben het namelijk met de eerste vier stellingen van professor Daalder eens. Aangezien deze stellingen een zeer interessant en volledig historisch overzicht van de ontwikkeling van de Nederlandse politicologie sinds 1950 geven, is het schier onmogelijk om het met ze oneens te zijn. Professor Daalder schets op zeer levendige wijze hoe de Nederlandse politicologie is ontstaan en hoe zij zich sindsdien ontwikkeld heeft. Uit het verhaal van professor Daalder wordt duidelijk dat de geschiedenis van de politicologie als discipline onlosmakelijk verbonden is met de geschiedenis van de Kring, haar beroepsvereniging, en in mindere mate ook met internationale beroepsverenigingen zoals de ECPR en de IPSA.

Een van de belangrijkste ontwikkelingen die professor Daalder schetst is de internationalisering van de Nederlandse politicologie. Deze ontwikkeling manifesteert zich op meerdere manieren. Een van de meest zichtbare tekenen van de internationalisering is de veranderende samenstelling van onze beroepsgroep in Nederland. Alhoewel ik niet over concrete cijfers beschik heb ik het sterke vermoeden dat het aantal buitenlandse onderzoekers aan Nederlandse universiteiten de laatste jaren sterk is gestegen. Daarnaast vermoed ik dat ook het aantal Nederlandse onderzoekers aan buitenlandse universiteiten sterk is gegroeid. Deze observaties baseer ik gedeeltelijk op mijn eigen ervaringen in het buitenland en in Nederland. Aan alle buitenlandse universiteiten waar ik heb gewerkt wist ik mij omringd door Nederlandse collegas, terwijl ik mij aan de UvA in het gezelschap bevind van Amerikaanse, Belgische, Britse, Bulgaarse, Duitse, Poolse en Roemeense collegas. Een teken dat ook de politicologie is niet imuun voor het proces dat zo velen van ons bestuderen, namelijk dat van de globalisering.

De internationalisering van de Nederlandse politicologie heeft een aantal belangrijke voordelen, maar ook enkele nadelen. Door de internationalisering wordt Engels langzamerhand de voertaal in de Nederlandse politicologie. Een direct gevolg hiervan is dat Nederlandstalige (populair) wetenschappelijke tijdschriften schaarser worden. Deze ontwikkeling zou onwenselijk kunnen zijn, omdat zij de communicatie tussen politicologen aan universiteiten en praktijkpoliticologen en de deelname van politicologen aan het publieke debat zou kunnen bemoeilijken. Tegelijkertijd heb ik de indruk dat de opkomst van nieuwe media dit probleem gedeeltelijk ondervangen. Veel grote onderzoeksprojecten die door het

NWO worden gefinancieerd hebben tegenwoordig een uitgebreide website en de jongere generaties politicologen, met name aio’s, zijn zeer actief in de blogosfeer of op twitter. Op deze wijze weten zijn hun onderzoek te verkopen, op de actualiteit in te spelen en kunnen zij hun eigen verhaal houden zonder naar de pijpen van journalisten te hoeven dansen en in soundbites te praten.

Bovendien moet het belang van het bestaan van een lingua franca in de wetenschap niet onderschat worden. Tijdens mijn verblijf aan verschillende buitenlandse universiteiten is het mij duidelijk geworden dat het essentieel is om met onderzoekers uit andere landen van gedachten te wisselen. Niet alleen om kennis te verwerven over de politieke processen die zich in andere landen afspelen, maar ook om met enige afstand en een frisse blik naar de Nederlandse casus te kunnen kijken. Professor Daalder formuleerde zojuist in zijn rede enige punten van zorg aangaande politicologen die in de media hun persoonlijke mening over allerlei politieke ontwikkelingen geven. Ik deel deze punten van zorg niet. Als ik naar de huidige generatie politicologen kijk die zich mengen in het publieke debat, dan valt mij op dat zij in de meeste gevallen praten met enige distantie en vanuit hun expertise. Zij laten zich zelden verleiden om commentaar te geven op kwesties waar zij zelf weinig wetenschappelijk onderzoek naar hebben gedaan en aarzelen vaak om positie in te nemen in het politieke debat. Ik vind dit een positief gegeven, omdat het aangeeft dat de scherpe politisering uit het begin de jaren 70 die professor Daalder ook noemde definitief voorbij is. Daarbij geloof ik dat deze ontwikkeling gedeeltelijk het gevolg is van de afstand tot de dagdagelijkse politiek die een (kort) verblijf in het buitenland creeert.

De internationalisering van de Nederlandse politicologie heeft ook zijn weerslag op de Kring gehad, iets dat eenvoudig te illustreren is aan de hand van de ontwikkelingen die het tijdschrift van de Kring, de Acta Politica, of het jaarlijkse Politicologenetmaal de afgelopen zes decennia hebben doorgemaakt. De Acta Politica, voor het eerst verschenen in 1965 met enkel Nederlandstalige bijdrages, onder andere van professor Daalder over kleine partijen, is in 1997 een Engelstalig peer-reviewed en ISI ranked journal geworden en wordt tegenwoordig uitgegeven door de internationale publisher Palgrave. Een belangrijk deel van de artikelen die in het tijdschrift worden gepubliceerd zijn geschreven door buitenlandse politicologen werkzaam aan buitenlandse universiteiten. Het Politicologenetmaal, oorspronkelijk een congres vanen voor Nederlandse politicologen, wordt sinds 2002 in samenwerking met de Vlaamse politologen georganiseerd. Het etmaal vindt afwisselend in Nederland in Vlaanderen plaats, vorig jaar in Leuven dit jaar in Amsterdam, en in een groot aantal van de georganiseerde panels is de voertaal Engels.

Op het eerste gezicht lijkt het er dus op dat de Kring meegaat in de vaart der volkeren en goed inspeelt op het internationaliseringsproces. Mijns inziens staat de Kring, vandaag op haar 60ste verjaardag echter ook voor een aantal uitdagingen. In de eerste plaats is het een uitdaging om de vele buitenlandse onderzoekers werkzaam aan Nederlandse universiteiten te betrekken bij de Kring. Dit zal niet eenvoudig zijn, aangezien veel van deze onderzoekers zelfs niet op de hoogte zijn van het bestaan van de Kring. Bovendien zal het een aantal praktische aanpassingen vergen. Het programma voor vandaag is bijvoorbeeld volledig in het Nederlands, met als gevolg dat ook het publiek grotendeels bestaat uit Nederlandse politicologen. In de tweede plaats is het een uitdaging voor de Kring om in contact te blijven met de vele Nederlandse onderzoekers die in het buitenland werkzaam zijn. Uitbreiding van de communicatie via het internet zou een belangrijk middel kunnen zijn dit contact te behouden.

Ik heb de indruk dat de Kring goed uitgerust is om deze uitdagingen aan te gaan, met een aantal relatief jonge leden in haar bestuur en een goede band met haar achterban, jong en oud, praktijkpoliticoloog en wetenschapper. Ik twijfel er dan ook niet aan dat wij over zestigste jaar weer samenkomen om de 120 verjaardag van de Kring te vieren.

Ik dank u voor uw aandacht.