Op 4 april overleed Hans Daalder, erelid van de Nederlandse Kring voor Wetenschap der Politiek, op 87-jarige leeftijd. Voor het grote publiek zal Daalder vooral bekendheid genieten als de auteur (samen met Jelle Gaemers) van de vijfdelige biografie van Willem Drees. Toch was die biografie vooral een project waaraan Daalder de periode na zijn emeritaat als Leids hoogleraar Politicologie in 1993 wijdde.
Maar de belangstelling voor (politieke) geschiedenis waarvan de Drees-biografie een uiting is, loopt als een rode draad door heel zijn werk en publicaties. Het was die belangstelling die hem na de Tweede Wereldoorlog dreef naar de nieuwe opleiding aan de ‘Zevende Faculteit’ van de UvA (toen nog de Gemeente Universiteit) waar hij de studie van geschiedenis kon combineren met het nieuwe ‘wetenschap der politiek’. In veel van zijn publicaties over bijvoorbeeld de Nederlandse politiek, zorgde zijn historische inslag voor de nuance, de aandacht voor de uitzondering, en voor de invloed van personen.
Een tweede rode draad is het internationaal-vergelijkende perspectief. Na zijn afstuderen zette hij zijn studie voort aan de London School of Economics, en verbleef hij voor kortere of langere tijd aan Harvard, Berkeley, Palo Alto, Leuven, het Juan March Institute in Madrid, Wenen, etc. Daardoor, en door zijn deelname aan internationale onderzoeksprojecten, groeide zijn belangstelling voor politiek buiten Nederland (hij promoveerde op het Britse kabinet) en voor de vergelijkende analyse van politieke verschijnselen. Hij is daarbij sterk beïnvloed door bijvoorbeeld Robert Dahl en door Stein Rokkan, beiden ook persoonlijke vrienden. Daalders hoofdstuk ‘Opposition in a Segmented Society’ in Dahls beroemde Political Oppositions in Western Democracies (1966) behoort mede door de combinatie van historisch en vergelijkend perspectief tot de beste analyses van de toenmalige Nederlandse politiek. De twee rode draden komen ook terug in de door Joop van den Berg en Bart Tromp samengestelde bundel papers van Hans Daalder (Politiek en Historie, 1990) met een deel over de Nederlandse Politiek en Geschiedenis, en een deel over Vergelijkende Politieke Wetenschap.
Samen met Arend Lijphart is Daalder onder politicologen vooral bekend om zijn werk over democratische stabiliteit in verdeelde samenlevingen: Hoewel ‘Daalder en Lijphart’ nogal eens in één adem genoemd worden, waren er ook duidelijke verschillen in hun benadering van de consociational democracy. Daalder had, ondanks zijn belangrijke theoretische bijdrage (‘The Consociational Democracy Theme’ in World Politics 1974) , vooral oog voor het historisch detail en Lijphart, ondanks diens beroemde case study over Nederland, had meer belangstelling voor het abstracte model. Als gevolg daarvan zag Daalder de Nederlandse pacificatiedemocratie eerder als een voortzetting van een aloude elitecultuur terwijl Lijphart het ontstaan daarvan juist als een abrupte breuk (een self-denying prophecy) interpreteerde.
Ook een korte karakterisering ter gelegenheid van zijn overlijden mag niet voorbij gaan aan de grote organisatorische betekenis van Hans Daalder. Met Daalders benoeming tot hoogleraar Wetenschap der Politiek, in 1963, voegde Leiden zich betrekkelijk laat in het gezelschap universiteiten waar politicologie werd bedreven (na UvA, VU en Nijmegen), maar die achterstand werd snel goed gemaakt door Hans Daalders dadendrang. Vlot gingen opleidingen van start, aanvankelijk vooral in de Juridische Faculteit, en de staf werd in rap tempo uitgebreid, met de benoeming van bovengenoemde Arend Lijphart tot hoogleraar Internationale Betrekkingen als belangrijk wapenfeit. Met andere Nederlandse hoogleraren politicologie stond hij aan de wieg van omvangrijke dataverzamelingen zoals het Nationaal Kiezersonderzoek, en vooral het Parlementsonderzoek waarmee Nederland een op dat terrein betrekkelijk unieke longitudinale reeks heeft opgebouwd. Hij was een van de oprichters van het tijdschrift van de Kring, Acta Politica, in 1965. Jarenlang kwam de Kring voor het Etmaal bijeen in Helvoirt, waar de familie Daalder niet geheel toevallig een vakantiehuis had…. In 1970 nam hij, met zeven andere hoogleraren, het initiatief voor het European Consortium for Political Research (ECPR). Van 1976 tot 1979 was hij de tweede voorzitter van deze organisatie die nu niet meer weg te denken is uit de Europese politicologie. In die periode was hij ook de eerste voorzitter van het Department of Political Science aan het pas opgerichte Europees Universitair Instituut in Florence. Zijn bestuurlijke bemoeienis strekte zich soms ook uit tot universitair-politieke conflicten, waarvan de zaak-Daudt aan de UvA zonder twijfel de belangrijkste is geweest. Zijn memoires (Universitair Panopticum; Herinneringen van een gewoon hoogleraar) zijn dan ook de moeite van het lezen waard voor politicologen buiten Leiden. Voor Daalder zelf lag bij dat belangrijke bestuurlijke werk waarschijnlijk toch niet zijn grootste belangstelling. In het interview dat Barbara Vis met hem hield voor het jubileumboek van de Kring vroeg zij hem naar een dieptepunt in zijn loopbaan. Hij antwoordde met een karakteristieke omweg:
‘Ik heb een uitermate rijk leven gehad. Ik heb veel gepubliceerd, vaak in te korte tijd, en ook wel over belangrijke onderwerpen, en contacten opgedaan met mensen in het veld die ertoe deden. Desondanks heb ik niet het gevoel dat ik alles heb geschreven wat ik had willen schrijven. Dat kwam vooral door tijdrovende bestuurstaken en door op zich belangrijke werkzaamheden, zoals het stimuleren van onderzoek en het uitbouwen van de studierichting en het vak in den lande’
Wij zijn Hans Daalder veel dank verschuldigd voor dat vele bestuurlijke werk ten dienste van onze discipline, en voor het gelukkig toch zo omvangrijke wetenschappelijke oeuvre dat hij ons nalaat.
Rudy Andeweg